De grond is wit, de nevel wit,De wolken, waar nog sneeuw in zit,Zijn wit, dat zacht vergrijzelt.Het fijngetakt geboomte zitMet witten rijp beijzeld.De wind houdt zich behoedzaam stil,Dat niet het minste takgetril't Kristallen kunstwerk breke,De klank zelfs van mijn schreden wilZich in de sneeuw versteken.De grond is wit, de nevel wit,Wat zwijgend toverland is dit?Wat hemel loop ik onder?Ik vouw de handen en aanbidDit grootse, stille wonder.Jacqueline van der Waals (1868-1922)